Zij nam het op en bekeek het onder het gaslicht. Else kende het kleine zachte dingetje: het was haar eigen kindermutsje, het kleine bruine mutsje met ro- zeroode kinbanden, samengenaaid uit de onverslijtbare vloomantel.
Zij kon zich niet meer den tijd herinneren, dat zij de muts gedragen had; maar zij had ze dikwijls in madam Späckbom’s 1a gezien, en iederen keer zei madam, dat zij ze voor haar eerste kind zou hebben. Nu was zij dan toch geheel opgegeven ; haar mutsje, het eenige, wat zij in de wereld bezat, zou aan een ander gegeven worden.
Zij drukte het mutsje tegen haar gezicht; en toen zij de oude lucht van madam Späckbom’s lâ herkende, barstte zij in tranen uit.
Zoo stond zij een poosje en weende over haar kindermutsje, terwijl haar moed zonk, en zonk, tot zij iemand in den gang hoorde, toen stak zij het mutsje in den zak en sloop naar buiten, denzelfden weg als zij gekomen was.
Het moest over zessen zijn ; juffrouw Falbe wachtte zeker. Loppen dwong zich de huisdeur binnen te gaan en de trap op naar boven. Maar bij juffrouw Falbe’s deur bleef zij staan en luisterde. Kristian liep, zooals hij placht te doen, op en neer; door het sleutelgat kon zij slechts zijn schaduw zien, die heen en weer op den muur gleed, maar dat was zeker, dat de juffrouw nog niet thuis was.
Loppen voelde, dat het haar onmogelijk was, bij hem alleen naar binnen te gaan, zij wilde liever wachten tot de juffrouw kwam.
Maar opeens scheen het haar dat hij de deur na-