Pagina:Else.djvu/91

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

werd het in de huizen en het lachen en juichen der kinderen drong naar buiten in den kouden winternacht, waar juffrouw Falbe nu voorwaarts rende — ieder oogenblik zich verbeeldend, dat zij Loppen’s halsdoek om den hoek zag fladderen. Op het laatst trof zij een agent, die ook iemand scheen te zoeken ; hij vertelde haar, dat de Bende op diefstal uit en dat Loppen erbij geweest was.

Moe en gebroken ging juffrouw Falbe naar huis. Het gebeurde in werkelijkheid niet zoo zelden, dat zij teleurstellingen van dezen aard beleefde, maar het smartelijkste van alles was, dat zij zoo veel van Else hield.

Toen zijn zuster niet volgens afspraak om 6 uur thuis kwam, was Kristian uitgegaan, maar van avond vond hij nergens iets te drinken; het was overal koud en leeg; zoo was hij weer naar huis gegaan, kribbig en uit zijn humeur. Zijn zuster zeide niets, maar zette de gort op het vuur; ze stond klaar en behoefde slechts gewarmd te worden. Terwijl zij de tafel dekte, plaagde hij haar met verwijten en hatelijke geestigheden; toen zij met de gort kwam was die aangebrand, omdat zij vergeten had erin te roeren.

Alles was zoo ongezellig als het maar zijn kon en zij had zich zoo op dezen avond verheugd! Een tijd lang streed zij dapper, maar toen de tranen zegepraalden, legde zij het hoofd op de armen en zuchtte hardop.

Kristian zeide weinig, maar keek naar haar; zoo gebogen had hij zijn zuster nog nooit gezien. Hij begon berouw te krijgen en wilde iets verzachtends vinden om haar te zeggen.