Pagina:Else.djvu/95

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de gevangenis kwam, „het was iets wat ik u vooruit had kunnen zeggen, dat zij zich dood zou drinken; en ieder kind kon zien, dat zij dood was. Een anderen keer kunt gij tot den morgen wachten, Hansen !”

„lk vraag wel om excuus dokter! maar ik had order gekregen om direct den dood te laten constateeren,” antwoordde de gevangenisbewaarder deemoedig, terwijl hij weer in de deur stond. „Aangename Kerstmis, dokter.”

De dokter bromde iets en haastte zich door de leege straten naar zijn warm bed. Het was bitter koud, eene felle Noordenwind kwam uit de zee.

Ondertusschen nam de maan stuk voor stuk van de stad en het land en bekeek alles met haar koude, onverschillige oogen — eerst van den eenen kant en dan van den anderen; als zij daarmee klaar was, legde zij er een zwarte schaduw over heen en nam het volgende in beslag.

Zoo kwam zij ook tot de gevangenis, keek schuin door een tralievenster, en vond daar Loppen op een bank tegen den muur liggen.

Haar japon stond open op de borst, want de dokter had naar den hartslag geluisterd, en de eene arm hing op den grond neer.

De mond was half geopend en het bloed op de lippen maakte hem zwart en groot. Zij was leelijk, afschuwelijk leelijk zoo als zij daar lag, verwelkt en ellendig in het koude licht der maan.

Haar schoonheid had zij verloren, en daarmee ook alles. Anders had zij niets grootsch in het leven te verliezen; en nu, nu zij wegging, was zij ook geen groot verlies voor het leven. Misschien stond er