Pagina:Feestcantate voor den dag der onthulling van het nationaal gedenkteeken voor 1813.pdf/10

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

No. 8.Sopraan-solo.

Al toeft de Vorst aan 't vreemde strand
Zijn hart is in zijn Vaderland!
Al had hem 't Vaderland verstooten,
Het heeft reeds lang hem noode ontbeerd;
Hoe wenscht het dat hij wederkeert
In 't midden van zijn landgenooten!

Hij komt; hij komt; op aller beê!
Met blijden golfslag voert de zee
Hem aller open armen tegen.
Wees, dierbaar vaartuig! wees gegroet!
Geen ander bracht ons van den vloed
Een grooter schat, een wisser zegen.

Hij komt! Daar is hij! God is groot!
Aanschouwt hem, Kindren! 't Hoofd ontbloot!
Gij Mannen ! draagt hem op uw handen!
— Eén juichtoon rijst, één feestgeluid!
En hof- en hoofd- stad roept hem uit
Als „HOOFD EN REDDER DEZER LANDEN.”

No. 9.Koor.

1. GEMENGD KOOR.

Prins Willem! dat geen hart vergete
Wat Gij voor Neerland hebt verricht!...
Rust zacht in ' t Delftsche grafgesticht!
Maar dat de laatste nazaat wete
Wat land en volk u zijn verplicht!