Deze pagina is proefgelezen
2. MANNENKOOR.
Geen hoog-gezag kon u bekoren,
Dan afgeperkt met wijze hand.
Uw wensch was „'t VRIJE VADERLAND”;
Het Staatsverdrag, door u bezworen,
Was heilige eendrachts zachte band.
Dan afgeperkt met wijze hand.
Uw wensch was „'t VRIJE VADERLAND”;
Het Staatsverdrag, door u bezworen,
Was heilige eendrachts zachte band.
3. VROUWENKOOR.
Gij hebt een koningstroon bestegen,
Op aller liefde en wensch gegrond;
De olijven groenden, waar hij stond;
De gouden halmen ruischten zegen;
De bijen vlogen vroolijk rond.
Op aller liefde en wensch gegrond;
De olijven groenden, waar hij stond;
De gouden halmen ruischten zegen;
De bijen vlogen vroolijk rond.
4. MANNEN KOOR.
Uw zonen stonden aan uw zijde,
De hand aan 't zwaard, het hart vol moed;
Voor 't land te sterven scheen hun zoet,
Waaraan hun Vader 't leven wijdde;
Twee helden van het echte bloed!
De hand aan 't zwaard, het hart vol moed;
Voor 't land te sterven scheen hun zoet,
Waaraan hun Vader 't leven wijdde;
Twee helden van het echte bloed!
5. GEMENGD KOOR.
Rust', ruste, o Vorst! uw koud gebeente,
Bij zoo veel Nassau's, ongestoord!
Uw hart kloppe in uw afkomst voort!
Uw beeld versiere ons denkgesteente!
Uw lof wordt nimmermeer gesmoord.
Bij zoo veel Nassau's, ongestoord!
Uw hart kloppe in uw afkomst voort!
Uw beeld versiere ons denkgesteente!
Uw lof wordt nimmermeer gesmoord.