Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/103

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

moet worden vernietigd, wel een historische figuur van overgroote beteekenis is, maar geen werkzame agent in den aktueelen strijd.

Het beheerschende motief in het leven van Douwes Dekker is zijn ervaring als Indisch ambtenaar. Hij heeft dit geval van den beginne opgevat en kon het niet anders opvatten dan als een wapen tot burgerlijke oppositie. Het was zijn doel niet de kapitalistische exploitatie van de buitenlandsche bezittingen af te schaffen, het was zijn doel deze exploitatie te verbeteren. Merkwaardig is dat, als men in een debat hem de vraag stelde of de fouten die hij aanwees elders niet werden gevonden, hij, volgens een plaats in een dezer brieven, deze vraag minachtend voorbijging. Inderdaad was deze vraag—zij moge een uitvlucht zijn geweest voor die haar deed—in zijn systeem uiterst moeilijk te beantwoorden. Wanneer Dekker, wien het aan geen wereldkennis en scherpte van opmerking ontbrak, zich had willen overtuigen, dat in alle koloniën van Europeesche rijken onregelmatigheden voorvallen en dikwijls gruwelen erger dan door hem gebrandmerkt of door hem geleden, dan zou zijn oppositie een anderen vorm hebben aangenomen. Ongetwijfeld gevoelde hij dit—maar hij had dezen vorm noodig en maakte zich daarom af van de lastige vraag in het debat. Hij had dezen vorm noodig: de onderstelling dat de Nederlanders, als zij maar wilden, aan alle afpersing in de Oost een eind konden maken, en dat, deden zij het niet, dit een bewijs was van hun slechten wil en overigens van hun gebrek aan edelmoedigheid en aan liefde voor recht. Dit zoo zijnde, volgde er uit dat degeen, die zich de hem bekend geworden euvelen zoo sterk aantrok dat hij zijn broodwinning er aan gaf en alles in het werk stelde om hen verholpen te zien, een zeer buitengewoon man moest wezen. Er volgde verder uit dat dien buitengewonen man de taak was opgelegd—krachtens zijn zuiverder begrip en grootere eerlijkheid—zijne landgenooten tot een beter inzicht te bekeeren. En, toen ten slotte bleek dat al zijne inspanning wel in de verbeelding- en gedachtenwereld zekere re-

99