Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/12

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Nog in enkele andere pamfletten vindt men een en ander omtrent het leven der tooneelspelers vermeld—doch de bizonderheden, die men uit deze geschriften kan putten, zijn niet talrijk.

Beter is het gesteld met de berichten welke niet hun intieme leven betreffen, maar handelen over de acteurs en actrices in hunne betrekking als kunstenaars. Hiertoe kan men rekenen de spectatoriale bladen, enkele brochures en blauwboekjes, brieven en handschriften en eindelijk de officieele bescheiden: notulen der Schouwburgregenten, papieren betreffende de finantieele zaken, enz. Ook deze bronnen, vooral de eerstgenoemde, zijn echter niet zonder voorafgaand kritisch onderzoek te gebruiken.

 

II

 

Toen het hof der Allerchristelijkste Koningen door den over-rijken, rustgragen Hollander tot voorbeeld genomen werd ter inrichting van huis en hof, keuze van kleeding, van vermaken en verpoozing, toen verliep van lieverlede grootheid en glans, en in het mollige dons der weelde neergezonken, sloot weldra de Hollandsche leeuw de oogen.

Eén ding vooral, ontstaan uit verregaand verval, stichtte, op zijne beurt door de mode herwaarts gevoerd, onberekenbare ellende. Ik bedoel het maitressen-wezen, dat in de laatste helft der 18e eeuw hier te lande ongemeen bloeide. Wie voor een homme du bon ton—naar een gezochte uitdrukking dier dagen—wilde doorgaan, moest een bijzit onderhouden. Dit ging op sommige plaatsen zoo ver, dat men zich bijna schaamde met zijn wettige vrouw in het openbaar te verschijnen. Een sprekend beeld schetste Bilderdijk van de jongelieden dier dagen:

 
Het eerste voorschrift zegt verduitscht:
 Hou altijd uw fatsoen;
Wees zoo gekleed, gehoofd, gehuisd,
 Als lui van aanzien doen.
Een koets, een dienstboô, vijf of zes,
8