Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/134

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

geoisie; van de bourgeoisie, de bevoorrechte klasse, die, ten nadeele van eene hoogere sociale orde, haar gezag wil handhaven. Immers, wanneer nu de arbeiders macht willen stellen tegenover macht, en voor zichzelven de dwingende middelen van den Staat in bezit nemen (naar omstandigheden en gelegenheid te wijzigen), zien zij de anarchisten als vijanden tegenover of althans achter zich. De arbeiderspartij die naar de staatsmacht streeft, is bij de anarchisten evenzeer gehaat als de kapitalistische partij, die de staatsmacht bezit. De eene heerschzucht, meenen zij, is zoo erg als de andere. Zij willen, zeggen ze, zoo min door arbeiders als door heeren worden onderdrukt. Want het gezag, bevrediging van den honger naar macht, komt uit de boosheid voort en versterkt wederkeerig de boosheid....

Wij nu, die niet hechten aan een volstrekt goed of slecht, wij meenen dat het gezag geen kwaad kan doen (als zoodanig een alleen in onze verbeelding bestaand begrip) maar alleen het gezag van bepaalde personen of van een bepaalde klasse—en dat wegens de ekonomische verhoudingen, waarin heerschers en overheerschten zich bevinden. Om de ekonomische gelijkheid te verwezenlijken, moet de tegenstand van de bourgeoisie worden gebroken. Het gezag waarmede de arbeiders tegen haar optreden—onverschillig welk dwangmiddel—is dus gezag ten goede, gezag dat den vooruitgang dient, dwang, waaruit vrijheid voortkomt. En, aangezien het doel moet zijn: de afschaffing van het klassenverschil, kan geen gevaar van misbruik voor later in deze taktiek vervat zijn.

De anarchist Multatuli schreef over deze dingen niet anders dan anarchisten plegen.

 

XI

 

Bij voorbeeld over leerplicht, waaraan, in den vorm van schooldwang, Dekkers pleegkind Wouter onderworpen was. "Bij die liefelijke instelling—schrijft hij in

130