Eenigszins heeft ook tijdens de enkelvoudige warenproduktie deze prijsbeweging, het op- en neergaan van de hoeveelheid waarde voortbrengenden arbeid, zich voorgedaan. Maar bij de kleine verschillen kon eeuwenlang de schijn bewaard blijven dat het wezen der waarde in de zekerheid lag waarmee de eerlijke, nuttige arbeid zijn meester beloonde. En hiermee is verklaard hoe in een samenleving van warenproduktie en privaatbezit der produktiemiddelen, het denkbeeld heerschen kon, dat het doel van die samenleving is de bevrediging van de behoeften harer leden. De werking der waardewet heeft dit aan latere geslachten wel anders geleerd. Het produkt van den individueelen arbeid, hoe uitmuntend ook, kan geheel of gedeeltelijk waardeloos zijn. Theoretisch geldt dit voor alle tijden van de warenproduktie. Praktisch, echter, deed zich het verschijnsel vroeger weinig of niet gevoelen. Armoede van producenten, die niet door natuurlijke oorzaken veroorzaakt werd, kwam in normale tijden niet voor. Alleen moest voortdurend gewaakt worden tegen inmenging door de vijandelijke machten van handel en woeker. Om deze af te weren werd het openbare gezag te hulp geroepen—op den rechtsgrond van den rechtvaardigen en juisten prijs, die althans den arbeider in staat moet stellen van zijn arbeid te leven.
Tweede Hoofdstuk.
De Armoede der Konsumenten.
I
De enkelvoudige of vóór-kapitalistische warenproduktie, waarin ieder producent met eigen middelen doch zonder toe-eigening van vreemd arbeidsprodukt werkt, sluit de armoede geenszins uit.
Zelfs al wanneer men in staat is een nuttig arbeidsprodukt te leveren voor de warenmarkt, is het volstrekt niet zeker dat de opbrengst voldoende zal zijn om in het levensonderhoud te voorzien van den vervaardiger. Zelfs