Naar inhoud springen

Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/236

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

bovendien worden zij die geen bedrijf uitoefenen of geen werk hebben, op kosten van de armenfondsen van werk voorzien. Onwilligen van deze laatste kategorie waren strafbaar met gevangenis[1].

Zonder hier reeds uitvoerig te willen spreken over de moderne of kapitalistische armoede, de armoede van een maatschappelijke klasse, doen wij opmerken dat haar invloed zich in deze 16e eeuwsche armenzorg duidelijk doet gevoelen. Het beginsel dat invalieden bescherming belooft, het eigenlijke voor-kapitalistische beginsel, dat zoo oud is als de armenzorg zelf, dat onmiddellijk uit de gegevens van de wapenproduktie voortkomt, moet ook in het kapitalisme gehandhaafd blijven. Het ondergaat de belangrijke verandering waarover wij hebben gesproken, en die hierin bestaat dat het belang van de rijken, niet dat van de armen, het beslissende motief is. Doch bij dit oude komt thans in de wetgeving het nieuwe beginsel, dat voor valiede armen werkverschaffing beveelt.

Niet dat valiede armen vóór dezen tijd door de wetgeving ongenoemd of ongemoeid waren gelaten. Doch dit was doorgaans geen slag van lieden in wier omstandigheden de bepaling der wet van 1601 volkomen doelmatig zou zijn geweest, welke het aanschaffen gelastte van "een voldoenden voorraad vlas, hennep, wol, garen, ijzer en andere benoodigdheden om de armen te werk te stellen. Geeselen, brandmerken, bij herhaling in handen der politie vallenden zelfs de galg, waren de middelen waarmee een vroeger geslacht van armverzorgers de vagebonden en bedelaars behandelde die in gewone tijden het land onveilig maakten, en somtijds een waren oorlog voerden tegen de geordende samenleving. Welke hunne herkomst mag zijn geweest, deze valiede armen kwamen blijkbaar niet uit eenige werkplaats; noch uit die van een kapitalistisch ondernemer die tijdelijk geen bezigheid voor hen had, noch uit hun eigen werkplaats, waarin zij door kapitalistische konkurrentie geen brood meer konden verdienen. De nieuwe wet, daarentegen, het Engel-


  1. Sir George Nicholls, History of the English Poor Law, 1854; I. 194.
232