Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/237

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

sche systeem van de 17e eeuw, poogde in de behoeften der nieuwe armen te voorzien, de armoede van arbeiders. Niet de werkverschaffing als politiemaatregel of straf, die men als zoodanig reeds vroeger had gekend, maar de produktieve arbeid werd ingesteld, het middel om de bruikbare arbeiders zelf aan hun onderhoud te doen bijdragen.

Aan de denkbeelden over armenverzorging leert men dat wezen van de armoede kennen. Voortaan onderscheiden de schrijvers, die zich in den regel langer ophouden bij de voorwaarden, waaronder de bezitters verplicht werden te geven, dan bij de omstandigheden van hen wier nood tot vragen dwong, de beide historische vormen van arbeid: de vóórkapitalistische of de kapitalistische; het gebrek dat de niet-werkende leden der maatschappij bedreigt, of de ellende die het verderf is van de eigenlijke arbeidende klasse; het gevolg van buitengewone rampen welke de geheele bevolking treffen en dat in betere dagen wordt hersteld, of het gestadige lijden van de grootere helft der bevolking ten bate van de kleinere.

In zijn "Beginselen der Staathuishoudkunde", tusschen 1825 en 1885 zeven maal gedrukt, vat de Engelsche auteur M'Culloch de kenmerken der beide groepen van armen als volgt samen:

 
"De armen en behoeftigen, zegt hij, kunnen in twee groote klassen verdeeld worden. Tot de eerste behooren gebrekkige en zwakke lieden, en dezulken die door natuurlijke oorzaken of tengevolge van ongevallen onbekwaam zijn tot den arbeid. Tot de tweede zij die, hoewel geschikt en willig om te werken, geen werk kunnen vinden, of niet genoeg verdienen om met hun gezin te bestaan.
Er is, gaat de schrijver voort, een groot verschil tusschen deze klassen: en de ondersteuning die de eene tot nut vermag te strekken, kan, in verscheidene opzichten, niet overeenkomen met de omstandigheden van de andere."[1]
 

  1. Principles of Political Economy, ed. 1849, bl. 445.
233