Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/238

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Volgens M'Culloch is verschil van meening alleen denkbaar ten opzichte van de aanspraken die de werklooze of slecht betaalde arbeiders, kunnen laten gelden. De anderen hebben een natuurlijk recht op ondersteuning. Het mag tot op zekere hoogte waar zijn, dat het vooruitzicht in kranke of oude dagen niet volkomen broodeloos te zullen worden, tot verspilling en onverschilligheid in de jaren van kracht kan leiden, maar reeds het belang bij "zekerheid van eigendom en leven" eischt dat allen geholpen worden die eenmaal niet instaat zijn zich zelve te helpen. Evenzeer echter, is het noodzakelijk de valiede armen te ondersteunen. Want een noodzakelijkheid is wat het welzijn van de heerschende klasse bevorderen kan. Van dit standpunt is er weinig of geen verschil tusschen invaliede of valiede armen. Wanneer deze laatsten zoo talrijk zijn als in dit land het geval is, moet onvermijdelijk eenige regeling worden getroffen, waarvan zij in tijden van tegenspoed kunnen bestaan. In andere landen mag dit minder noodig zijn, waar het verschijnsel der kapitalistische ellende zich vergelijkenderwijs weinig voordoet, gelijk in de landbouwende staten Oostenrijk, Pruisen of Rusland:

 
"Doch zelden ontbreekt het in zijn minst twijfelbare en hevigste gedaante waar fabriekswezen en handel vergevorderd zijn: een verplichte voorzorg ten bate van hulpbehoevende arbeiders moet zeer zeker beschouwd worden als een onmisbaar bestanddeel van de openbare huishouding." (t.a.p. blz. 447.)
 

Dezelfde tegenstelling is opgemerkt geworden door den oudsten geschiedschrijver der armoede, den vrederechter Ruggles. Er zijn te allen tijde menschen geweest die gebrek leden, zegt hij. Maar zijn boek, verschenen 1793, houdt zich bezig met de lotgevallen van de nieuwe maatschappelijke klasse der armen, wier ellende niet het gevolg is van eenigen algemeenen en buitengewonen tegenspoed.

 
234