Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/249

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

als in een herberg een bepaalde vischschotel met bijbehoorende saus wordt gediend, er meer dan dertig verschillende rechten zijn betaald op alles wat noodig is voor dat enkele gerecht."

Sir William Petty (1676), de ekonomist, schat de heffing op eetwaren te Amsterdam de helft van de oorspronkelijke waarde te bedragen.—Gemalen koren betaalt 63 gulden per last, bier 113 stuivers per vat, huishuur een zesde van de som, en vruchten een achtste. De geheele opbrengst, over een inwonersgetal van 160.000, zal 800.000 £ beloopen, of bijna 50 gld. per hoofd. Volgens deze taxatie was dus een gezin van vijf personen gemiddeld belast met 250 gld. per jaar.

Evenmin ontbreekt het aan nauwkeurige berekeningen die de werking der accijnzen op den warenprijs en dus op het konkurrentievermogen der industrieelen doen kennen.

In de bekende kollektie diplomatieke en andere stukken, de Thurloe papers, wordt een adres uit het jaar 1651 van Engelsche kooplieden aan hunne regeering meegedeeld, die de wenschelijkheid betoogen van een kontrakt met Spanje wegens een monopolie van woluitvoer voor de lakenfabrieken in Engeland. Zij baseeren het verzoek op de mogelijkheid om te konkurreeren met de Hollandsche fabrieken. Volgens de stellers is nl. het arbeidsloon aldaar door de rechten op levensbehoeften hooger dan in hun eigen land:

 
"Een pond Engelsche wol van 12 stuivers, lezen wij, komt in den vorm van laken op 4 shilling, want drie vierden van de waarde bestaat uit den arbeid alleen, en die arbeid van spinnen, verven, weven enz. kost ons niet meer dan de helft van wat de Hollander betaalt wegens zijn hooge huishuren en dure levensmiddelen, waaraan alle loonen evenredig zijn,"—Het adres betoogt verder dat zoolang in Holland Spaansche wol verkrijgbaar zal zijn en bewerkt wordt, de Engelsche manufakturiers minder gunstig gesteld zullen blijven, aangezien deze wol een driemaal zoo dure grondstof is als de Engelsche, en dus in den produktieprijs van het laken daaruit vervaardigd, het bestanddeel van het arbeidsloon minder belangrijk is. Bovendien komt de Spaansche wol duurder in Engeland dan in Holland door het invoerrecht en de hoogere vracht, een verschil, dat de voordeelen van het lagere loon wederom opheft.—Alleen wanneer met politieke middelen het gebruik van Spaansche wol aan de Hollandsche fabrikanten onmogelijk zal zijn gemaakt, en zij dus verplicht zullen worden het goedkoopere Engelsche materiaal te nemen, zal men in Engeland van de lagere loonen kunnen profiteeren.
245