Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/352

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

ambtenaar, heeft de dichter in Douwes Dekker geschapen met het vuur eener liefde die na zijn verblijf in Indië zich eerst geheel wijden kon aan de kunst van het Woord. Hij is door de schoonheid van dit beeld bekoord en bevangen gebleven alle verdere dagen van zijn leven, en de zelfvereering welke men hem heeft toegeschreven is de ingenomenheid geweest met dit andere Ik, geschetst naar de werkelijkheid door des dichters hand. Doen zoo als Havelaar had willen handelen, het levenswerk voltooien dat Havelaar ongedaan had moeten laten—dit werd de roeping die in de beste oogenblikken van zijn bestaan Multatuli nu voortaan bezielde.

De inhoud van de Havelaar-figuur heeft Multatuli natuurlijk niet willekeurig uitgedacht. Van alle tijden is het scheppende vermogen en de dichterlijke liefde voor het geschapene. Maar welke schepselen in het dichterhart zullen verrijzen, is maatschappelijk bepaald. De zonder eenigen schroom of berekening, met gevaar van eigen rust en leven voor de aan hem toevertrouwde inlandsche bevolking wakende en strijdende ambtenaar, wat is hij anders of kan hij anders zijn dan de vertegenwoordiger van het Nederlandsche gezag onder het Kuluurstelsel? En wat kan als zoodanig de eerlijke en plichtgetrouwe man anders doen dan ijveren voor de rechten van zijn ondergeschikten, hen beschermen tegen een benadeeling buiten hun verplichtingen, en tegen een door niets te vergoelijken wreedheid? Dit is niet alleen het eenige wat een welgezind gouvernementsambtenaar vermag, het is ook alles wat een gedweeë bevolking verwacht. Klewang-wettende krijgszangen kunnen de tot wanhoop gebrachte en op wraak beluste massa ook van de gehoorzaamste en geduldigste bevolking aanvuren tot opstand. Maar in geen geval zal bij haar opkomen een ander verlangen dan naar een bestuur dat haar vergunt in eenige welvaart te leven. Haar stoutste wenschen laten de grondslagen van het stelsel ongemoeid. De opheffing van de uitbuiting kan zij zich evenmin denken als de afschaffing van het gezag. De verplichte levering van produkten door kleine, in zekere gemeenschap met elkaar levende en arbeidende

348