Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/391

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

het geschrift van Friedrieh Engels, de door hem in 1895 gegeven inleiding bij het kleine geschiedwerk van Marx over het revolutionnaire tijdvak 1848 tot 1850 in Frankrijk.

De verwachtingen door de gebeurtenissen in deze periode gewekt, "toen geheel Europa tot aan de Russische grens in de beweging werd meegesleept", die verwachtingen—schrijft Engels—zijn niet uitgekomen. Ook wij geloofden dat de eindstrijd tusschen kapitaal en arbeid, d.w.z. een lange en wisselvallige revolutionnaire periode, was aangebroken. Integendeel bleek weldra "dat de stand der ekonomische ontwikkeling op het vasteland toen nog volstrekt niet rijp was voor de opheffing van de kapitalistische produktie. Daaruit is te verklaren, dat ook het klassebesef bij de massa van het proletariaat nog weinig ontwikkeld was, dat de menschen te tellen waren die ook maar eenigszins begrepen in welke richting de bevrijding (van de arbeidersklasse) gezocht moest worden".

Dit alles—vervolgt Engels—is nu sterk veranderd. Het kapitalisme heeft zich over ons heele werelddeel ontzaglijk uitgebreid en zoodoende een industrieel proletariaat zoowel als een machtige bourgeoisie geschapen: groote maatschappelijke klassen wier onderlinge strijd thans een hevigheid heeft bereikt zooals in 1848 nog ondenkbaar was. Wij zien thans "het ééne groote leger van socialisten, onophoudelijk voortschrijdende, dagelijks groeiende aan getal, organisatie, discipline, inzicht en zeker van de overwinning". Maar juist deze verandering in de strijdpositie van het proletariaat vereischt ook de toepassing van een andere strijdwijze en verdrijft alle verwachtingen van door plotselinge gewelddadige aanslagen bij overrompeling, door een minderheid, zich meester te kunnen maken van de macht.

Aan de andere kant zijn alle pogingen om de socialistische beweging met geweld te onderdrukken, volkomen mislukt. Zelfs van de diepe nederlaag in Frankrijk, de val der Parijsche Commune (Maart-Mei 1871) heeft de beweging zich ten slotte hersteld, en in Duitschland wist

387