Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/393

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

De wettelijkheid—vervolgt Engels—blijkt tenslotte onze grootste kracht te zijn: zoo wil het de ironie van de geschiedenis die alles ondersteboven keert. De partijen zoogenaamd van "de orde", daarentegen, gaan te gronde aan de door hen zelf geschapen wettelijke toestand. "En als wij niet zoo waanzinnig zijn, voor hun genoegen ons het straatgevecht te laten opdringen, dan blijft hun eindelijk niets anders over dan dat zij zelf die voor hen noodlottige wettelijkheid verbreken".

Engels besteedt verder eenige bladzijden om waar te maken dat bij gewapende konflikten met de militaire macht de kansen voor opstandige arbeiders steeds slechter zijn geworden. En dit zoowel door politieke als door krijgskundige oorzaken. Van een zoo algemeene volksverheffing tegen een regeerende minderheid als b.v. in 1848, zal voortaan geen sprake kunnen zijn, om de bourgeoisie zullen ook vele middenstanders zich willen scharen. De geregelde troepen zijn veel sterker in getal en in bewapening dan vroeger. De latere stedenbouw met zijn rechte en breede straten maakt de barrikadenstrijd voor de arbeiders hopeloos. "De omstandigheden van den oorlog tusschen volken zijn veranderd, en niet minder die van den klassenstrijd". De algeheele omwenteling van de maatschappelijke inrichting vereischt de medewerking van de massa, en dit vereischt weer een langdurige voorbereiding: "een werk dat wij thans verrichten met een zoo goed gevolg dat het de tegenstanders tot wanhoop brengt."

Na verklaard te hebben dat dit alles geenszins het opgeven van het recht op revolutie beteekent, en dat de heersehende machten, indien het hun lust, nu maar van

389