Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/405

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Door Kautsky op grond van deze brieven uitgenoodigd het onderdrukte gedeelte van Engels' geschrift publiek te maken, verklaarde Bernstein in een repliek aan zijn beoordeelaar dat hij van eenigerlei wijziging nooit iets had vernomen en dat het handschrift van de Voorrede niet in zijn bezit was—verzekeringen aan de juistheid waarvan niet te twijfelen valt. Onbegrijpelijk blijft daarentegen in de houding van Bernstein, dat hij na de hier vermelde publikaties van Kautsky en anderen zijn beweringen over de meening van Engels in latere uitgaven van zijn "Voorwaarden tot het socialisme" onveranderd liet afdrukken.

 

IV

 

In het zoeken bij de papieren van Engels, door Bernstein zelf later aan het Duitsche partij-archief afgestaan, is de uitmuntende kommunistische geschiedvorscher Rjanasof gelukkiger geweest. In 't tijdschrift "Unter dem Banner des Marxismus" kon Rjasanof door de ontdekking van het manuskript merkwaardige mededeelingen doen over de sedert 1895 grootendeels onopgehelderd gebleven toedracht van deze zaak.

Ten eerste kon Rjasanof vaststellen dat de indruk van Kautsky, als zou alleen het slot van het stuk hebben geleden, onjuist was: ook in andere gedeelten is veranderd. De belangrijkste verandering betreft de plaats waar de schrijver spreekt over de toekomstige kansen van het straatgevecht tusschen geregelde troepen en gewapende opstandelingen. Die kansen zijn sedert de revolutietijd van 1848 en '49 voor de militairen sterk verbeterd, ook wegens de latere stedenbouw met lange en breede straten. "De revolutionnair zou waanzinnig moeten zijn die de nieuwe arbeiderswijken in het Noorden en Oosten van Berlijn voor een barrikadenstrijd zelf uitzocht".... Met deze woorden, zou men zeggen, heeft Friedrich Engels het straatgevecht, ten minste op technische gronden, voor altijd veroordeeld.

De waarheid is echter het tegenovergestelde. Maar men achtte het in Berlijn niet geraden de ware meening van

401