Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/67

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

van dien boom, maar als ik u nu óók eens mocht vertellen het onderscheid tusschen goed en kwaad, zooals ik het geproefd heb in den appel dien Eva en ik samen hebben geschild, een appel overigens zoo zuur, dat de kennisse van wel en wee mij zal blijven branden op de tong met een scherpte en een vlam, waarbij de gloed en de snede van uw wapen zijn als die van het blikken speeltuig dat gij met Sint Niklaas in de winkels ziet hangen,—waarde Engel, het is uiterst delikaat, maar als gij wist wat ik nu weet, dan zoudt gij u geneeren voor het boschwachterschap dat de Eeuwige u heeft opgedragen en gij zoudt omhoog vliegen naar zijn troon en het zwaard met de billijke ostentatie der verontwaardiging terugbrengen en zeggen: voorwaar, deze Adam is zoo kwaad nog niet, het was ook geen slang die de menschen verleidde, maar de lektuur der waarheid heeft hen wijs gemaakt, roep hen voor het te laat is in uw paradijs terug, want gewapend met het oordeel des onderscheids maken zij anders zelf een paradijs waar zij op hunne beurt u, den Schepper aller dingen, buitensluiten.... Hoe wilt gij dat wij de Ongelijkheid bewonderen, die wij een domheid, een misverstand, een getuigenis van de geringheid van de menschen, van hun zelfzucht en van hun eerbied voor den sleur achten? De Ongelijkheid is een ziekte, naar onze meening, een roode puist op een blanken vrouwe-rug, hoe wilt gij dat wij de Ongelijkheid mooi zullen vinden? Wij lachen haar uit, wij bespotten haar, wij wijzen naar haar met den vinger, wij dreigen haar met den vuist, wij schelden haar uit, wij vervolgen haar met onze woorden en met de voorspelling van onze daden, hoe wilt gij dat wij de Ongelijkheid zullen beminnen? Zij is voor ons geen groot natuurverschijnsel, maar een blâgue, geen onwankelbare wet, maar een misbruik; men jaagt kinderen naar bed met dat spook, maar brengt geen mannen van de wijs, hoe wilt gij dat wij de Ongelijkheid zullen vereeren?

Zie hier wat ik u in de tweede plaats heb willen zeggen: de onbruikbaarheid en de onhoudbaarheid van het tegenwoordig heerschende economische stelsel is een socialistisch axioma. Daarnaar is ons begrip van mooi en leelijk

63