betere qualiteiten van het ras zullen overwinnen en in den staat zullen heerschen, zoolang het ras verdeeld is in slaven en meesters? Het opgedrongen gezag, de gestolen macht, de verwerpelijke invloed van geld en van geboorte, zijn leelijke vogelverschrikkers in onzen bloeienden tuin. In ieders belang en met ieders goedvinden, zal bij de verdeeling van den arbeid aan sommigen het toezicht en de regeling worden opgedragen. Het gezag van talent en goedheid zal nooit worden miskend; alleen zal de eerbied van menschen voor menschen zuiverder zijn en de macht van menschen over menschen rechtvaardiger, als de eerbied onmiddellijk uit het gemoed komt en de oefening van macht voortvloeit uit eene vrije en belangelooze keuze.... Wat zoudt gij van mij denken als gij van mij merktet, dat ik de gewoonte had mij te onderwerpen aan de grillen van een of ander rijk man, als gij bespeurdet dat ik een bijgeloovig respect gevoelde voor de uitspraken van een administratieve of maatschappelijke grootheid? Gij weet dat ik de literaire opinie of het politiek inzicht of de practische bekwaamheden, of de levenservaring van dezen en genen boven de mijne stel, en dat ik in sommige dingen handel naar de voorschriften van hen die het recht hebben mij voorschriften te geven; en gij weet op welke gronden dat recht berust en om welke goede redenen ik de kundigheden en de meening van die anderen waardeer; maar dit is dan ook de eenige ondergeschiktheid die bij fatsoenlijke menschen te pas komt. Ik bedoel hier de politieke gelijkheid, zooals de beschikking over de noodige zaken voor het levensonderhoud, de sociale gelijkheid is. De socialisten willen ook niet een maatschappij maken waarin ieder precies evenveel te zeggen zou hebben, zij willen enkel die minne en vernederende ongelijkheid afschaffen, die berust op oogendienst van rijken en bijgeloof in de voorrechten van een tot heerschen geboren kaste. In dit opzicht ook is het socialisme vrij van die gevreesde nivelleerende strekking die haar dikwijls wordt toegeschreven; als wij het kruipen en beven hebben afgeschaft, het naar-den-mond praten en het huichelen van een onwaarachtigen eerbied, dan
Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/73
Uiterlijk