Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/169

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
165
HET BOEK VAN DE LIEFDE.
 

en hun onwetende zinnen tot zijn levend, hem verheerlijkend instrument.


Want het bewegen der doode lucht is niets — en ook het volgen der doode getallen die zijn de rhythmenval is niets. Het is niets, het is dood en leeg, voor ons weten. En toch leeft daarin de Schoonheid, de Eeuwige, — zich openbarend in het spel der zinnen dat wij alleen begrijpen en toch ijdel weten — zoodat het daagt voor ons machteloos begrip dat al het begrepene ijdel is, en Zij alleen waarachtig, de Nooit-begrijpbare.


Zie nu, hoe Zij zich onbewust erkennen doet, gedragen door wie Haar niet bereiken kunnen, eerbiedigd en aangebeden door de blinden, die niet weten wat zij doen, die niet gelooven dat Zij alleen leeft en machtig is boven alles.


En de hooge, fiere gang der wijdsche harmoniën legt wat zacht en schroomvallig behagen in die koude oogen en maakt wat grooter die benauwde harten. Een weifelend toegeven aan het allerhoogste is er hier en daar in een mat en als vermoeid gebaar.

De kleine zielen neigen, het schijnt wel heerlijk, het schijnt wel goed, maar ach! zij durven niet.