Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/185

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
181
HET BOEK VAN DE LIEFDE.
 

vertrouwelijke stem van het boek, binnen in ons, alleen met ons. Dat is mooi en begeerlijk, om op uit te kijken, den kouden, valen dag.

Maar als de bladeren er zijn en de zoele wind over heldere zomervelden, dan is het zeer verachtelijk.

En zoo scheen mooi, zoolang ik zuiverder genieten kon vergeten, het tintelend en feestelijk vertoon der stad, het vroolijke eten en drinken in een menigte, in het geraas en stemmengerucht — het scherpe, blije licht omhoog en alom, de zalen, groot en gulden, met den damp in donkerder gouden hoeken, die grooter maakt — en het fijne glas-geglim op het heerlijke wit voor de oogen. Het roezige, meeslepende van alle menschen die feestvieren, en alle dingen óm ons in ruime weelde, die mag, die nu eens volop mag, daar het leven zoo onuitputtelijk rijk is om ons heen. En dan het zich te goed doen, uit louter goedhartigheid het lijf tevreden stellen, zoodat het dankbaar is en niet meer smart, voldaan — en dat de ziel licht schijnt te worden en stijgt in een breede, allievende tevredenheid, boven die somberheden uit, boven die zelfplagerijen, boven dat eeuwige niet-goedvinden en gekwetst worden.


Maar doodelijker attractie is nog in het armelijke en geheimzinnige van het huizenwoud in den nacht. Dan