Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/219

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
215
HET BOEK VAN DE LIEFDE.
 

weg, maar de weg leidt dichter tot wat allen lieven.«

»En zoo wie doodt de dagen, en neerligt op den weg en weigert het brood, die geeft de verwinning aan het booze.«

»En dit was het wellust-streelen — en dit was mijn angstig geschrei.« —

»Om jou, mijn schat, dien ik niet verliezen wil en liefheb om aller zaligheid wille.«

»En die nu toch gekomen is. O, dat je gekomen bent! dat je gekomen bent! dat ik je zachte oogen heb gezien!« —


Het schoon geluid heeft aangelokt al mijne daden. Maar ik zag het in onzekerheid, peinzend over beiden.