Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/233

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
229
HET BOEK VAN DE LIEFDE.
 

»Versta dit wel. Er zijn niet levingen, gescheiden, afzonderlijk. Er is één Leven dat opgroeit in vele orden. En daar is vóór en achter, omhoog en omlaag, licht en donker, rein en onrein, voor u, in uwen tocht door tijd en ruimte.«

»Doch niets van ’t Leven moogt gij schuwen of verwerpen. Maar gij moet het alles verreinen.«

»Elke daad naar het onreine is een daad terug. Dit is kwaad.«

»Dit is kwaad, dat wil zeggen: het is tegen u. Want het is de Dood, en gij zijt het Leven.«

»Gij weet het zoowel als ik, maar ik zeg het u in woorden, dat gij vastheid zult hebben in uw gedachten.«


»Weifel niet, mijn Liefste, maar zie de kracht en schoonheid uwer neigingen.«

»In allen is het kwade, maar zij zijn allen goed.«

»Kracht en Schoonheid zijn de vleugelen van het Leven. Wat zult gij dan uwe neigingen dooden? Maar gij zult ze allen verreinen.«

»Alleen voor wie ontsteeg uit de lagere orden des Levens, is de dorheid niet. Zijne schoonheid leeft zonder zinnen-leven.«

»Maar voor u en uwe naasten is het zinnenleven lucht en laving. Zoo het ontbrak zoudt gij sterven.