Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/252

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

vvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvv

 

XXIX.

 

De kille Februari-dag was zwart, een der zwartste dagen. Als een donkere tunnel waarin de lange, doodsche winter zich versmalde. Oud en ver de groene zomerdroomen, als niet van deze aarde, nooit op deze aarde, in dit leven gezien.

Het begon te sneeuwen om mij heen. Uit de dikke zwarte nacht-massa begonnen zij te komen, dáár en dáár, de kleine flikkersterretjes, glinster-prikjes, de fijne flinter-sneeuw, blikkerend, schitterend. En dichter, haastiger, om mij heen wervel-stuivend in dicht duizelend neersuizen.

Voor mijn schreden zacht neergezegen, streng, wit, breed liggen-blijven, fel dóór-schitteren, — maar op het somber donker bont wel kwijnende vergaan met een week-lief verronden.


Ik zag het in koele moedeloosheid, niets vermoe-