Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/264

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

vvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvv

 

XXXI.

Ja, dit is het Woord. Het Woord is de schoonheid, het Woord is de gedachte — maar in het Woord is meer nog dan die beiden. Daarin is het Eenige Wezenlijke.

Wie deze mijne Woorden niet ziet als levende vingers, blank en hartstochtelijk omgrijpend het allermeest geliefde, angstig omklemmend wat meer is dan de Gedachte denken en het Hart voelen kan, die verstaat ze niet.

Mijn arme Woorden zijn van mij, de hartstochtelijke handen. Maar bloedende willen zij houden wat van den mensch niet is.

Mijn leven is mij een lijden, mijn leven is mij een onding en een verachting — omdat het mij doet verontreinigen dag aan dag, uur aan uur — deze zelfde zuivere dingen, die ik toch alleenlijk moest gebruiken tot heiliging en eere Gods.

En nú slechts, nú in mijne eenzaamheid, in deze plechtige stilte mijns harten, neem ik het droef-bezoe-