Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/277

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
273
HET BOEK VAN DE LIEFDE.
 

door zijgen, zich kleurend in haar kleuren, stil-rood, stil-blauw, — ook het stille, heilige geel.

Een woud van goedheid, een tempel van goedheid, — ja een burcht, een sterke stad van goedheid wil ik staan.

Een breed ommuurde, van ver hoog-zichtbare vesting, hoog zegepralend over volkeren van haat, voor aller-eigenste hating wreed ontoegankelijk, maar vrij en open voor der allervreemdsten liefde.

Veiligheid gevend elk die goedheid zoekt, maar hulp noch steun verwachtend, zelf-genoegzaam vast in eigen sterkte, vrij en open.

Wakend zal zij uitzien over de wijde landen tot waar tusschen de bergen de Wereldzee blinkt. En telken morgen, als op het trotsch gemuurte de roode zonglans te schijnen begint zal er plechtige omgang zijn en gezang en vroom geklink van vele klokken. Want haar wezen is vrede en des Hoogsten verheerlijking.

 

 
18