Naar inhoud springen

Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/285

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
281
HET BOEK VAN DE LIEFDE.
 

nooit begeerd dat je anders doen zou. Ik dacht, misschien wist je ’t beter. Maar ik kon het mij nooit anders denken. En daarom moest ik mij ook wel terughouden, als jij anders voelde dan ik.« —

En ik, met sterker emotie, zoodat mijn lippen te trillen begonnen en mijn stem niet recht wou:

— »Maar nu niet meer, niet meer. Ik begrijp het alles nog niet, niet met woorden. Maar dit weet ik nu, al begrijp ik ’t niet; er is geen leelijk tusschen jou en mij. Ik hield niet genoeg van je, — maar nu wel.«

En toen, daar zij zwijgen bleef:

»Nu geloof je dit toch. Vertrouw me. Ik hou nu zooveel van je, als jij van mij.» —


En zij, zacht:

— »Ik geloof je wel, mijn jongen. Ik geloof dat je dit voelt. Maar of het zooveel is, dat denk ik niet, want dat zou niet kunnen, lijkt me.«

»Maar nu je zóó spreekt, nu houd ik niet terug. De voelsprietjes komen nu heelemaal uit.«


»Ik zal je eens wat vertellen. Luister eens. Luister hoe ik je vertrouw.«


Haar stem werd stil voor zich, droomerig, met korte wijlen, als een dor blad, dat voortritselt bij lichten wind. Ze sprak als alleen.