Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/299

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

vvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvv

 

XLI.

 

»Neem mijne hand vertrouwelijk. Ik zal u brengen bij mijnen Vader. Hij zal u geen kwaad doen.«

»Wees niet bang. Gij draagt de donkerzachte deemoed. Die verwerpt Hij niet.«

»Hij wil het heldere zien, en het weten der verworpenheid. De trotschen en blinden zal Hij niet vergeven. Wie zich bedriegen laat, vergeeft Hij niet. Zóó is Zijne rechtvaardigheid.«

»Uw zwarte lichaams-hart zult gij hem offeren, op reine schaal van glinsterend-kristallen wijding. Uwe oogen niet van Hem af, uwe handen niet sidderen, uw onreine adem teruggehouden in uw borst.«


»Omdat Hij u zoo liefheeft heeft Hij u gegeven te weten het kwade en het goede, het vuile en het schoone.«

»Het is een hooge gave, die u Hem doet genaken. Eer ze en bewaar ze wel.«

»Het is ook een zware gave. Want het kwade is