Zooals de Rechtheid is in den populier. Het is niet de boom zelf.
Het is als de Richting, als de Harmonie, als het Getal.
Maar dit zijn abstractiën en dor. Doch Hij is meer dan alle schoonheid.
Zoo kunnen wij hem niet noemen, maar machteloos verlangend omzweven in gelijkenissen.
En de onzinnelijke dingen der ziel beelden wij af in het zinnelijke, de vreugden, de verlangens, de schoone voelingen, beelden wij af in geluiden en kleur, in muziek, in het woord.
En de dingen des Allerhoogsten beelden wij af in bewegingen der ziel. In vreugde, in genade, in liefde, in erbarmen. Maar ook dit is alles gelijkenis.
En tot onze kennis komt het dat het meest ongelijkbare het waarachtigste is.
En wie zich kunstenaars noemen zijn de middelaars tusschen de zinnen en de ziel. En wie zich dichters noemen zijn de middelaars tusschen de ziel en het Allerhoogste.
Van het Waarachtige de in eenen schijn verbeelders, van het Tijdelooze de in tijd overdragenden, van het Ruimtelooze de in ruimte formeerenden, dienaren zijn zij allen, dienaren van Hem.
Boden zijn zij den menschen van Zijne blijde tijdin-