Naar inhoud springen

Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/81

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
77
HET BOEK VAN DE LIEFDE.
 

ten gevoeld met een even tot duizeling opstijgende emotie van genot, hoe kom ik daaraan?:

Is het een herinnering of een profetie?:

Alle menschen goed en mijn heel lieve vrienden. Niemand mij liever dan de anderen.


Toen is dat het sterkst geweest, zóó is het nimmer terug gekomen. Toen, in den zomernacht, in muziek. En die vrouw bracht het mij, — zij droeg het mij aan als een geschenk, in hare jonge, lieve, volle goedheid. Ik zat daar dan zoo stil, midden in de menschen, in veel menschen. De boomen stonden rondom, groote, ronde vormen, donker, rustig zacht wachtende in den stommen nacht. Een zoele tuin vol gemoedelijke goedheid, gelukkig. Mijn geest ging mee met het muziekgewiegel, zonder te hooren, niet recht bedenkend dat de muziek het deed, dat de muziek die goedheid over de wereld bracht. Naast mij zat de vrouw, de jonge, lieve, — en zij en de muziek, zij waren het, — zij deden dit alles voor mij.

En dan was alle haat, en leed, en kleinachting en vijandschap weg.

Dit alles was zoo volkomen weg, dat ik het mij in zijn volkomenheid, in de gevolgen zijner volmaaktheid nauwelijks meer denken kan.