Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/80

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
76
JOHANNES VIATOR.
 

naast ons, als een schaduw, ongemerkt. Wij wanen alleen te gaan, maar opziende is het getrouwe naast ons, — en dan gaan wij ook soms langen tijd, meenende goed te weten wie bij ons is, maar wij zien op en zie! het is een geheel andere.


Ik heb een vrouw gezien en zij was in hetzelfde licht van alle dingen om mij heen.

Ik dacht haar ver, in den wijden kring der dagelijksche wereld een gelijke, mij daar midden-in alleen latend met mijn intieme mooiheidsgedachten. Maar na langen tijd zag ik op en zij was toegetreden, al het andere verjagend, mijn eenige intieme.


Het is gekomen in muziek, in zomerschijn, in zomeravond-donkerte, in muziek, muziek.

In het feestgewoel van zomerwarmte en rijk groen, van veel lieve, blijde menschen bijeen, — vroolijkheid op tuinpaden tusschen grasperken. Het fijne zand voor mijn voeten, de geur van groote rozen, de menschen goed, alle dingen goed en weelderig, en het late, zoele avondlicht van den dag die moet heengaan, maar de vreugde nog zal laten aan het donker, het lampelicht, de warm-levende zomernacht.


Deze illusie, deze zoete droom, heel enkele momen-