Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/109

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

NEVELDUISTERNIS.



Gegrauwdoekt is de grond
der kimme en, allenthenen,
vol damp en duisternis;
de boomen, half verdwenen
  half zichtbaar, hebben, daar
  ze stille staan en stom,
  van wolkenweefsel elk
  een grauwen tabbaard om.

‘t Hoogmorgent en, zoo ‘t schijnt,
‘t en wilt geen dag meer dagen:
daar moet iets ongesteld
of los zijn aan den wagen
  der zonnehingsten, dat
  ze in toom gehouden staan
  en, immer nippend, nooit
  een schreê vooruit en gaan.