Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/126

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

IN 'T RIET.




Gedoken half, in ‘t riet,
half zichtbaar, deur de rieten,
aanschouwt de koeien mij,
die, versch uit hunne slieten
en vaste veters, nu
op vrije voeten gaan
en, gaande, ‘s morgens vroeg,
hun lange steerten slaan.

Omhooge heffen zij
hun hoofd en doen de stalen
van ‘t omgebogen riet
hun tongen nederhalen
te mondewaards; de zwakke,
ontgroende staven riet
men rijzen, toppeloos,
en weerom rechte ziet.