Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/168

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

Voorbij, zoo valt een striepken licht,
een valsterre, over 't aangezicht
des hemels, en 'k en zie daarvan
geen speur, eer zesse ik tellen kan.

Voorbij o God, u uitgespaard,
gaat 't al voorbij en tendenwaard,
gaat al dat is of was voorbij:
Gij zijt alleene en blijft God, Gij!