Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/17

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


Eer ge ooit het oordeel vellen komt,
eer 't al voor uwe voeten kromt,
dat, hoog en vrij, nog heden
U tegen is en vol weerspannigheden,

Onfaalbaar is uw woord, o Heer,
Gij weet hoe arm, hoe krank, hoe teer
het menschdom is van krachten;
En laat het niet al hulpeloos versmachten !

Vier duzend jaar verlangde 't al!
Wanneer is 't dat Hij komen zal?
Zoo roept en zucht, verlegen,
uw volk, o Heer, en wacht om uwen zegen!

't Advent, 't advent, weêrom! Wie kan
beloven dat de vreugde van
den Kerstdag ons zal blijden?
Zijn 't eindlik niet des werelds laatste tijden ?


KORTRIJK, 13/12 '85.