Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

SERENUM ERIT.

(MATTH. XVI : 2.)




Al rood is ‘t, dat ik zie:
één ovenvier heel ‘t westen,
daarin de zonne zonk
en ‘s werelds oude vesten
in gloeien zette. Laai
noch glans en is er: niet
als enkel rood en, deur
de losse wolken, iet
dat eer aan bloed gelijkt,
of aan onmeetbaarheden
van omgehouwen stier-
en huidlooze ossenleden,
die, drijvende overal,
met vil- en slachthuisvee,
de diepten vullen van
de westerwereldzee.