Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/52

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Hoe zwart, hoe zwart is, heind en verre,
‘t wijduitgestrekte boomenland;
maar nauwlijks heeft de "middagsterre"
des Winters vaartuig afgebrand,
of seffens gaan, uit al hun' knopen,
de boomen en de blijdschap open.

‘t Zal regenen dan reuke, alomme,
‘t zal wierookwerk en honingdauw;
van ieder blad, uit ieder' blomme,
zoo, ‘s heiligdags, in Gods gebouw,
het volk ontvangt de hoogtijdszegen,
in spaarvat- en in wierookregen.

29/4 '97.