Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/82

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

SAMBUCUS NIGRA. L.



Vlienderboom, ‘t is al verloren,
dat ik u voorbij geschoren,
henenvare, in ‘t snelgerij,
overal ontmoet gij mij;
overal voorbij mij drijven
zie ‘k uw' witte blommenschijven.

‘s Zomers lange en schoone dagen
schijnen u, met welbehagen,
toevertrouwd; en, evengoed
‘s avonds u de zonne groet,
als des vroegen morgens. Edel
groen zijt gij, van lijf en schedel.

‘t Moet entwat omtrent u wezen,
met u uit den grond gerezen,
door ons volk u toegedicht,
dat, voor mij, in ‘t donker ligt:
iets dat overal uw' twijgen
vrijdom laat, en woonsteê krijgen.