Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/83

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


Overal! ‘k En weet geen' hoven,
of, gij zijt erin geschoven,
eens of anders; hier en daar
staat gij, Vlienderboom, entwaar:
bachten ‘t huis, aanzijds het water,
zoo daar iet kan staan, gij staat er!

‘t Ovenbuur beschut uw' zware
looverschaduwe en, ‘t en ware
versch, ten gronde nieuw gemaakt,
‘t steenen huis, daar Turk in waakt,
verre niet van ‘t messingbekken,
Vlienderboom, uw' vlerken dekken.

Om den hooge essche, in ‘t wenden
van den weg, daar ‘t water tenden
‘t hofgat, hier en daar gedekt
met een' brugge, zijwaards strekt,
ringsom de oude mote, schoone
spant ge alweêr uw' looverkroone.

Ja, en, lieflijk, uit der maten,
is ‘t, om zien, hoe al uw' platen
vlakke witheid stijgen op,
trapwijs, naar den esschentop,
die daar staat, — hij zonder blommen —
treurig, in den wind te brommen.