Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/97

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

Of staan ze meer niet vast genoeg,
de wortelvaste boomen?
en vreest gij dat ze henen-gaan
en meê met ‘t water stroomen;
of vliegen in de lucht, omdat
gij scherpe draden spint,
en lange reken boomen al
in snijdend garen windt?

Och arme, en is ‘t genoeg u niet,
dat, schier nog ongeboren,
het hout alreê geknipt moet zijn,
geschonden en geschoren,
dat ‘t, galoos en tot alles dat
het niet en is gepraamd,
wordt "gloriette" en "pyramide",
en "espalier" genaamd?

Hebt meêlijen met de boomen, laat
hun' schoonheid ongeschonden,
die schoonder is, onaangeroerd,
onvast en ongebonden,
zoo God ze liet gewassen zijn,
gewonnen en gebaard,
als al hetgene gij, o mensch,
verzint en hebt vergaard.

KORTRIJK, 1/11 '97.