Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/96

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

‘k Zie halfverroeste pikken, moê
van kappen en van kerven,
gehamerd om den esschenboom,
den esschenboom bederven,
daaraan het hekken vastgehaakt
de bilken sluit, en ‘t vee
belemmert, dat zijn vulte zoekt,
en voedsel, in de wee.

‘k Zie boomen, die gebonden staan,
in ‘s dwingers booze handen,
die nooit geen duimbreed af en laat
zijne ijzervaste banden,
maar, spannende en onroerbaar, al
dat leeft en roert in ‘t lijf
der boomen doet misdragen tot
een eerloos wanbeklijf.

Gebulte boomen zie ‘k, en die,
doorhakkeld en dooreten,
vol krammen en vol haken staan
gespijkerd en gesmeten;
die werken, zoo Gods wet hun wijst,
die tranen en die bloên,
o mensche, om eenmaal vrij te zijn
van al uw dertel doen.