Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/101

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

HET GERS


HOE gulzig is het gers
en goed om in te baden
  tot boven uwen boeg,
  o gierig rundervee,
dat, in den ouden stal,
hebt oude voederbladen
  en vuilen draf geteerd,
  zoo menig maand alree!
Hoe geren zie 'k u, hoorne
omhooge, neuzegaten
wijd open, almedeens,
in 't gulzig gers gelaten!

Ge'n weet uw' weelde niet,
noch uwen weg! Ontheven
  en schielijk af, voortaan,
  van al dat uwen tocht
betuinde, snoebert gij,
nu hier nu daar gedreven,
  beneên, een bete gers,
  omhooge, een teuge locht.
Gij staat dan, oogen groot
en ooren snel, te luchten,
een stonde, om stampvoets weg
en stormend heen te vluchten.