Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/105

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

DE WILDE WIND

DEUR 't haaghout raamt
de wilde wind,
   verblind,
zijn' reuzensprongen:
en al dat ooit
hem tegenstaat
  verlaat
hij, losgewrongen.

Gebogen hier,
gebroken daar,
   malkaar
de boomen schenden ;
die, scheurende uit
den gronde, huis.
   en thuis
den gruw inzenden.

Nu maalt hij hout
en stof en steen
   deûreen,
en roert daaronder,
met gramme, en al
te hol, te dol
   gegrol,
zijn stemmendonder.