Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/116

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
't En staan geen linden toch?
En, stonden er ook linden,
geen blad en ware nu,
geen blomme eraan te vinden,
o lustig biegezwerm,
die later zingen zult,
in 't geurig lindenloof,
terwijl ge uw zakken vult.
Het zingt nochtans entwie
entwat, entwaar? Wat dingen,
of welke zangers zijn 't,
die hier Hosannah zingen?

Is ievers volk te been?
Is wapendienst..., is heden,
de jonge legerkracht
te gâre in 't veld getreden,
en hoore ik hoe, van ver,
zij komen, aangevoerd
door lustig hoorenspel,
daarin de trommel roert?
'k En wete 't; maar, de zonne,
aan 't overheerlijk blaken,
kan ook het dapper volk
des oorlogs helder maken.

Maar neen, 't en nadert nu
geen krijgsvolk; op de schenen
en rijdt geen stalen wiel,
geen stoomgevaarte ; henen