Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/134

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Ge 'n hebt me noch dit, in uw’
zangen, gedwaald;
noch dat, in uw zingen,
vergeten;
gelijk is het altijd, al
't gene gij taalt,
gewikt en gemikt en
gemeten.

Zoo zongen uwe ouders, zoo
gij ook, nadien;
en, na u, zoo zingen
uw' jongen;
hebbe ievers ik nachtegaals
zonen gezien,
't was nachtegaalszang, dat
zij zongen.

Dan — alles van buiten weet ge:
al dat gij zingt
en zurkelt en zabbert;
't zit even
zoo net in zijn' haken en
oogen, mij dinkt,
of ware 't met inte
geschreven.

Daar leerde toch iemand u 't
liedergeluid
naar maten en wetten
bedwingen;