Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/133

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

VOGELZANG


IK hoore 't, gij vogelkens,
luide genoeg
herhaalt en herhaalt gij
uw' spraken;
maar, hoe ik mijn beste doe,
spade ende vroeg,
'k en wete er geen zin van
te maken.

Verstaat gij malkanderen,
elk in zijn' taal?
Verstaat, gij die meest en
die merelt,
die lijstert, die leeuwerkt, die
muscht, altemaal

uw maagschap, tot tenden
de wereld?
Geen slagers en kenne ik, zoo
dapper als.... ei!
die, slaande uwen klank uit
der kelen,
komt vinken en klinken hier,
vroeg in de mei,
en zitten en zingen
en spelen.