Deze pagina is proefgelezen
Hij zucht! De zage zingezangt,
en spot met zijne ellenden;
heur' tanden teren 't altemaal
aan stukken; ei! dat bitter staal
en rust niet, eer 't, in balke en berd,
vaneen en schoer zijn edel hert,
zijn lijf, zijn' leên, zijn lenden.
en spot met zijne ellenden;
heur' tanden teren 't altemaal
aan stukken; ei! dat bitter staal
en rust niet, eer 't, in balke en berd,
vaneen en schoer zijn edel hert,
zijn lijf, zijn' leên, zijn lenden.
o Zager, man, omleegedaalt,
en wilt een' wijle wachten:
gezeten nu, in 't zagemul,
uw maat en gij, de kruike vul
nen dienaar doet, die 't zware van
den arbeid u verlichten kan,
verzoeten en verzachten.
en wilt een' wijle wachten:
gezeten nu, in 't zagemul,
uw maat en gij, de kruike vul
nen dienaar doet, die 't zware van
den arbeid u verlichten kan,
verzoeten en verzachten.
13/12/'95