Deze pagina is proefgelezen
HOSTIEBLOMMEN
GIJ schoone witte plekken,
midden onder 't donker groen,
die 'k, al waar mijne oogen strekken,
zie de boorden blinken doen
van de landsche zonnewegen:
zomerzegen,
sterrenregen,
blommen, God den Heer gewijd,
willekom mijne oogen zijt!
midden onder 't donker groen,
die 'k, al waar mijne oogen strekken,
zie de boorden blinken doen
van de landsche zonnewegen:
zomerzegen,
sterrenregen,
blommen, God den Heer gewijd,
willekom mijne oogen zijt!
Dun van stamme en lang van lijve,
ringsom, als een rad gedaan,
zie 'k u geren, zie 'k, en 'k blijve
geren vóór u, blomkes, staan:
'k zeg dan, naar u neergestopen:
« Rekwijd open
staan uw' knopen,
zonder doek of deksel om:
zijt mij, blomkes, willekom! »
ringsom, als een rad gedaan,
zie 'k u geren, zie 'k, en 'k blijve
geren vóór u, blomkes, staan:
'k zeg dan, naar u neergestopen:
« Rekwijd open
staan uw' knopen,
zonder doek of deksel om:
zijt mij, blomkes, willekom! »
Hostieblommen, schiere en schoone
staan uw twintig nopkes, net
als een witte maagdenkroone,
blinkend om uw hoofd gezet;
gladgeglimde spaansche kragen
staan uw twintig nopkes, net
als een witte maagdenkroone,
blinkend om uw hoofd gezet;
gladgeglimde spaansche kragen