Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/235

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

OOGENTROOST


MIJNE oogen troost het boomgewaai,
  dat groene is, te allen stonde;
maar liever zie 'k, als alle groen,
  het groen, te platten gronde.

Den moederschoot nabij, en nog
  maar eerst eruit gekropen,
den borsteling gelijkt het, die
  zijn hert heeft zatgezopen.

Het spant, van louter levenslust,
  het blijkt, in al zijn' leden.
één maagdelijk vertoog van versche
  en vaste groeizaamheden.

o Raaploof, dat, te winterwaard,
  zoo mooi, zoo malsch van blâren,
den dooden stoppel groene dekt
  der milde koorenaren!

o Bontgepinte klaverdriesch,
  o moestuin, o de stalen
van 't duistergroene silderloof,
  wie weet u af te malen?