Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/246

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

DE ZAAIDHEDE

AARDE, laat uw' lenden open-,
  onder scharre en riester, gaan;
laat de zaaite, erin gedropen,
regen, locht en zonne nopen
  om, gekeend, weêr op te staan.

Doch, wat zal 't der zaaiten baten,
  regen, locht en zonneschijn;
arbeid, in en uit der maten ;
's menschen doen en 's menschen laten,
  heet ze God niet leefbaar zijn!

Grimme nachten, bange dagen,
  nat en drooge, koud en heet,
wolkenbreuken, donderslagen,
musschen, wormen, hagelvlagen
  staan, onwillig, al gereed.

Hoe dan zult gij, arme kenen,
  leven kunnen, ongestoord,
die nu zit in 't land verdwenen,
vast en veilig, als gij henen-,
  eenmaal, uit der molden boort?